Gisteren zag ik de documentaire ‘An Honest Liar‘ over James Randi. Vanaf de jaren vijftig maakte hij furore als de goochelaar ‘The Amazing Randi’. In de traditie van ontsnappingskunstenaar Houdini, bevrijdde Randi zichzelf jarenlang uit de meest benarde posities. Inmiddels heeft hij zijn leven gewijd aan het ontmaskeren van allerlei soorten oplichters en charlatans. Zo demonstreerde hij bijvoorbeeld dat de gaven van Uri Geller te vinden zijn in elk modern goochelboek en dus weinig te maken hebben met contact met een ‘andere wereld’.
Nu moet ik bekennen dat Randi een held van mij is en hoewel de televisiebeelden van zijn demasqués nooit vervelen, dacht ik in de documentaire weinig nieuws te zullen zien. Inmiddels ben ik tot de conclusie gekomen dat de regisseurs Measom en Weinstein een belangrijke film hebben gemaakt die verplichte kost zou moeten zijn voor de hedendaagse handelaars in waarheid, onze wetenschappers.
Een aantal van de doelwitten van Randi werd aanvankelijk zo serieus genomen dat de gaven die deze mensen zouden bezitten met grote bewondering werden onderzocht door parapsychologen op gerenommeerde universiteiten. Wijs uitziende witte mannen vertellen enthousiast hoe de paranormaal begaafden onder gecontroleerde omstandigheden in staat waren om het fenomeen te reproduceren. Geller kon het ook in het laboratorium; het moest dus wel echt zijn.
Randi laat op vermakelijke wijze zien waar de blinde vlek van deze wetenschappers zat: ze vertrouwden geheel op hun eigen beoordelingsvermogen en waren zich niet bewust van de mogelijkheid dat ze iets anders zagen gebeuren dan wat ze dachten. Randi’s mantra ‘everybody can be deceived’ moet volgens mij veel breder worden geïnterpreteerd dan Randi zelf doet geloven.
Het deed me denken aan een voorbeeld van de Sloveense psychoanalyticus en algemene druktemaker Slavoj Žižek. Tijdens de laatste Irakoorlog probeerde de Amerikaanse minister van defensie Donald Rumsfeld een betoog omtrent de vermeende massavernietigingswapens van Saddam Houssein kracht bij te zetten door de Amerikaanse inlichtingen onder te verdelen in drie categorieën: de known knowns: dingen waarvan je weet dat je ze weet; kwown unknowns: dingen waarvan je weet dat je ze niet weet; en known unknowns: dingen waarvan je weet dat je ze niet weet. (Voor de opgewonden uitleg van Žižek klikt u hier) De vierde categorie, the unknown knowns, laat Rumsfeld weg en vooral die categorie is interessant en zou je kunnen vergelijken met het onderbewuste in de psychoanalyse. Die laatste categorie werkt volgens mij ook als metafoor voor wetenschappelijk onderzoek.
Heidegger laat in zijn teksten over de (natuur)wetenschap al zien dat de voorwaarden van observatie van veel positivistische vormen van wetenschap, de wereld aan de wetenschapper doet verschijnen volgens die voorwaarden. De eenheden die voortkomen uit bijvoorbeeld de kwantificering van plaats en tijd zijn niet per se neutraal, zoals de natuurwetenschap ons wil doen geloven, maar vormen de grond waarin de wetenschappelijke waarneming haar wortel schiet. Een simpelere uitleg van dit fenomeen komt van Johan Cruyff die zei: ‘je gaat het pas zien, als je het doorhebt’. Pas wanneer de realiteitszin van de waarnemer openstaat voor een bepaalde mogelijkheid, kan die observatie ook werkelijk plaatsvinden. Met andere woorden: we construeren de realiteit naar de maatstaven van ons eigen bewustzijn en zintuigelijke evidentie speelt hier slechts een beperkte rol. The ‘unknown knowns’ van Žižek zijn in dit geval de (onbewuste) manier waarop wij onze dagelijkse leefwereld beleven als een bewuste realiteit. (Op Youtube is een aantal interessante demonstraties te vinden van dit fenomeen. Zie bijvoorbeeld ‘The Monkey Business Illusion’ van Daniel Simons)
Nu kom ik terug bij Randi. Het feit dat de wetenschappers geobsedeerd zijn door het waarnemen van een bepaald fenomeen op basis van hypotheses, zorgt ervoor dat andere verklaringen voor hetzelfde verschijnsel niet tot de mogelijkheden van hun denken behoren. Zij hebben hun waarneming en hun kritische vermogens immers langdurig academisch geschoold en hebben zich daarmee gekwalificeerd als neutrale waarnemer van wetenschappelijke waarheden. De goochelaar laat zien dat rationaliteit geen oplossing biedt voor het bedenken van de sleutel tot de trucs. Pas wanneer je aanneemt dat de basisvoorwaarden vanuit het perspectief van de goochelaar totaal verschillend zijn, kan je de oplossing ontrafelen. James Randi laat dus niet alleen zien dat iedereen zich in de maling kan laten nemen, maar vooral dat de maatschappij die drijft op een wetenschap op basis van zintuigelijke waarneming, ook altijd met achterdocht gevolgd moet worden.
De film is niet alleen een schitterend monument voor het levenswerk van deze bijzondere man, maar de oude Randi houdt ons een spiegel voor: de goochelaar vertelt zijn publiek dat hij ze gaat bedriegen en doet dat vervolgens ook. Als we ons niet bewust zijn dat een ander ons misleidt, wanneer ons dat expliciet verteld wordt, hoe weten we dan wanneer we onszelf bedriegen? Gaat dat zien!