Schuld, schandpaal en spel

sorry

Steeds vaker vraagt men in de media op hoge toon om excuses. Ministers, bankdirecteuren, bekende Nederlanders, op de knieën moeten ze. Hoewel deze zondaars over het algemeen geen wetten hebben overtreden, maar zich meestal egoïstisch of kortzichtig gedroegen, lijkt de erkenning van vermeend moedwillig immoreel handelen iedereen een vrolijk en opgeruimd gevoel te geven. De sociale orde is hersteld. Wij, het volk, gedragen ons immers volstrekt rationeel en sociaal voelend en zijn publieke verantwoording verschuldigd waar dat niet zo is. Ik vind dat erg verdacht.
Vaak proef ik een ressentiment dat voortkomt uit een gevoel van machteloosheid. De situatie is zoals hij is en het enige dat de burger niet wil verliezen, is de schijn van een eerlijk systeem: een maatschappij waar niemand voor kwartjes of dubbeltjes geboren wordt, maar door hard werken zijn geluk afdwingt. Daardoor kunnen we iedereen op zijn of haar merites beoordelen. Iedereen zijn eigen talent. Wij bezingen topfuncties, topsporters, topprestaties.

We worden elke dag aangemoedigd om onze winst te maximaliseren. Het vrije individu van nu lijkt per definitie op zoek naar materieel en maatschappelijk succes. We moeten scherp onderhandelen over arbeidscontracten, huizen blijven kopen en gezellig in van alles beleggen. Als een klein bedrijfje beweegt de burger zich door de publieke ruimte. De overheid stimuleert risico en bestraft degene die weigert om ‘mee te doen’. De BV Nederland is flexibel, concurrerend en houdt het huishoudboekje op orde.

De vijand van de hardwerkende Nederlander is de valsspeler. De valsspeler is een burger die laat zien dat de regels buigzamer zijn naarmate de belangen groter zijn. Hoewel hij binnen de wet opereert, wijken de regels zich voor zijn vrije doorgang zoals de Dode Zee voor Moses. Zijn bestaan is het bewijs van onrechtvaardigheid. Niet zijn talent, zijn geluk, maar zijn macht zorgde voor succes. Hij is het onrecht dat wij met wortel en al uitroeien. En ja, een zij is het zelden.

Vertegenwoordigt de valsspeler wat wij nooit willen worden of is hij het baken van onze eigen onmacht?
We verwijten hem een gebrek aan integriteit, maar ‘integriteit’ is een glibberig begrip. Ik ken beroepsmoralisten die hele dagen in de kou protesteren, allerlei dingen niet kopen of eten en een dagtaak hebben aan het opkomen voor de sociaal zwakkeren, maar tegelijkertijd illegaal allerlei subsidies en uitkeringen genieten. Zij koesteren het morele gelijk omdat ze hun eigen handelen niet invloedrijk achten. Het gaat ze om de grote getallen, niet om die driehonderd euro huursubsidie.
Ons eigen besef van het goede voelt warm en fijn zolang we er zelf geen werkelijke offers voor hoeven te brengen. Het aan de schandpaal nagelen van anderen is de veiligste manier om ons te vergewissen dat het eigen kompas nog op koers ligt. Wij benoemen boeven en helden omdat we de fictie van een maatschappij met gelijke kansen niet willen verlaten. Liever stellen we zo nu en dan een voorbeeld, dan dat we onder ogen zien dat het eigen uitzicht op succes geen kwestie is van eerlijkheid. We zijn allemaal gelijken, sommigen meer dan anderen. Om de hoop op winst niet te verliezen, denken we aan rechtvaardigheid te bouwen door onze verontwaardiging publiek te uiten. Afgedwongen excuses zijn brandstof voor het geloof dat het met ons wel goed zit.

Om ons te warmen aan onze eigen morele vlam zijn we actief op zoek naar mensen die struikelen en daarmee de onrechtmatigheid van hun succes verraden. Die op een onbewaakt moment een ongelukkige opmerking maken die hun ware aard zou blootleggen. Alsof het karakter van iemand zich alleen toont in een moment van onnadenkendheid of verlies van zelfbeheersing. Je zou het een moderne opvatting van de Freudiaanse verspreking kunnen noemen.
Enige tijd geleden werd de acteur Alec Baldwin gekielhaald omdat hij een opdringerige paparazzo had uitgemaakt voor ‘flikker’ (faggot). Nu is dat een vervelend scheldwoord en Baldwin moest zich vervolgens in alle mogelijke media verantwoorden voor zijn vermeende homofobie. Op dat moment ontstaat er een poppenkast: eigenlijk weet iedereen dat de acteur niets tegen homo’s heeft en dat hij zelfs een emancipatoire rol heeft gespeeld door realistische, niet stereotype homo’s te spelen in hoofdrollen in succesvolle Hollywood films. Toch speelt dit allemaal geen rol. Hij gleed uit en is daarmee de slijpsteen geworden van onze eigen moraliteit.

De Britse auteur John Berger zei ooit dat winst nu nog de enige manier is waarop we waarde kunnen uitdrukken. Als dat waar is, verklaart dat wellicht gelijk onze eigen morele onzekerheid. Wie kan ontroering of naastenliefde uitdrukken in winst zonder dat het idee zelf verloren gaat? Misschien slijpen we onze messen om de waarde van de winst te kunnen redden. Het oordeel over een ander is steeds snel geveld, maar zijn we wel zo streng voor onszelf als het erop aankomt? Als niemand kijkt en we weg kunnen komen met immoreel gedrag, nemen we ook onszelf dan de maat? Het moment van de werkelijke morele keuze doet zich voor wanneer de wegen zich radicaal scheiden; wanneer de keuze voor waarde(n) gelijk het afzien van winst impliceert en een keus voor het een of het ander geen consequenties heeft voor onze reputatie. Kunnen we dan nog werkelijk bloeden voor onze idealen?

Het verlies van de cinema

Chaplin

De televisieserie lijkt aan een enorme opmars bezig die veel critici vrolijk stemt. Over ontlezing hoeven we ons geen zorgen meer te maken zeggen zij: de literatuur van nu speelt zich af op televisie. Er wordt zelfs gezegd dat de televisie een ‘gouden eeuw’ beleeft. Is dit wel zo? Zijn deze series onze cinematografische en literaire hoop in bange dagen of hebben we onze maatstaven stilletjes aan bijgesteld? Zijn Game of Thrones en Hannibal de complexe verhalen uit onze tijd of is het vooral de armoede aan literaire cinema die het enthousiasme voor deze series verklaart?

De Amerikaanse cinema heeft deze eeuw een grote verandering ondergaan. Waar de grote studios in Hollywood vroeger ieder jaar een paar grote en een groter aantal kleine films produceerde, wordt er nu vaak ingezet op een of twee ‘blockbusters’. Gigantische budgetten worden geïnvesteerd in computer graphics, special effects en 3D fotografie. Dergelijke films moeten een zo groot mogelijk publiek aanspreken en ze mogen vooral niemand voor het hoofd stoten. Ze komen per commissie tot stand en bevatten vaak striphelden met capes, happy endings en veel spektakel. De film lijkt terug waar hij vroeg in de twintigste eeuw begon, als medium om mensen te laten vliegen.

Een belangrijk gevolg van deze ontwikkeling is dat de onafhankelijke cinema voor een groot deel verdwenen is. Natuurlijk worden er in deze tijd met een overvloed aan goedkope productiemiddelen veel films gemaakt, maar het is uiterst zeldzaam dat een regisseur het vertrouwen en een redelijk budget krijgt van een studio om zijn of haar visie te realiseren. Ook in de film lijkt de middenklasse voor een groot deel verdwenen. Films als Taxi Driver, The Godfather en Pulp Fiction zijn producten van regisseurs die de vrijheid kregen om hun wereld te verwezenlijken. De ruimte die je als kijker van dergelijke films betreedt is veel rijker dan de avonturen van de personages alleen. Een nachtelijke rit met Travis Bickle door New York (Taxi Driver) brengt je in een andere wereld die slechts lijkt op de onze. De enorme mate van detail en visuele vindingrijkheid in deze films zorgt ervoor dat ze een bron voor onze beeldcultuur geworden zijn. Ze roepen een veelheid aan betekenissen op die aanleiding geeft tot interpretatie. Overal vinden kijkers losse eindjes, tegenstrijdigheden en toevalligheden die voor de een betekenisvol of voor een ander betekenisloos zijn. Het zijn complexe, literaire verhalen die meerduidig en soms oncomfortabel zijn.

Is de serie dan niet een goede plek om dergelijke literaire verhalen te brengen? Helaas is ook de serie in eerste aanleg vooral inclusief: grote drommen mensen moeten zich naar de elektronische winkels begeven en de angst om het volk iets te brengen dat de pet te boven gaat is ook hier erg groot. Er is nog een andere reden dat de serie zich slecht leent voor gelaagdheid. De structuur die eigen is aan de televisieserie lijkt zich slecht te verhouden met de complexe narrativiteit: een serie wordt altijd voortgestuwd door plots.
Structureel moet een serie worden opgebouwd op ten minste twee niveaus: er moet zich in ieder geval een plot ontvouwen aan het einde van het seizoen en aan het einde van iedere aflevering. De kwestie waar een scenarioschrijver zich voor gesteld ziet, is in eerste instantie een distributieprobleem: in welke aflevering geef ik welke informatie aan de kijker? De aflevering van een serie laat zich beschrijven als een opsomming van informatie die nodig is om het plot te begrijpen of juist (nog even) te verhullen. De meerduidigheid in brede zin waar een goede film op bouwt, is bij een serie alleen instrumenteel aanwezig wanneer de kijker op het verkeerde been moet worden gezet zodat men later verrast kan worden. In series wordt ons de betekenis van scenes opgedrongen omdat het noodzakelijk is dat de informatie overkomt.
Een onbedoeld effect van dit distributieprobleem is dat de scenarioschrijver een veel grotere rol heeft dan bij het maken van een film. Daardoor lijkt er in verhouding een veel kleinere plaats voor de visie van de regisseur. De dominantie van de schrijver(s) uit zich ook in de meestal armoedige cinematografie. Regisseurs wisselen vaak per aflevering en het lijkt of de aandacht vooral uitgaat naar het behouden van een consistent uiterlijk van de serie. Het gebruik van sfeer door een creatieve inzet van fotografie en geluid is een grote zeldzaamheid in televisieseries. Ook ontberen series door de strakke planning de vrijheid om grote creatieve veranderingen te ondergaan in de montage zoals dat bij films vaak wel het geval is.

Ik moet eerlijk toegeven dat ook ik veel series met smaak verslonden heb. De avonturen van Tony Soprano (The Sopranos) hebben mij wekenlang geboeid en ik vraag mij soms vertwijfeld af waarom. Er lijkt hier sprake van een kip-ei kwestie: kijk ik urenlang naar series omdat de personages en het verhaal mij zo bezighouden of verlies ik mijzelf in een serie omdat ik er zoveel tijd in investeer?
Series zijn in de eerste plaats bedoeld als entertainment voor de massa. Verhalen die verwarren en ontregelen worden vermeden omdat ze vooral een financieel risico vertegenwoordigen. Het feit dat de blockbuster film nu weer een redelijk gefinancierd alternatief heeft gevonden in de televisieserie stemt optimistisch, maar de kans dat de makers van series een grote creatieve onafhankelijk verwerven is nog altijd ver weg. Ook ik wacht op het volgende seizoen van Game of Thrones, maar voor literaire verhalen moeten we het voorlopig doen met de zeldzame ruwe diamanten van inventieve filmmakers die zich met kleine beurzen en aalmoezen in leven houden. Of met een goed boek natuurlijk.

NEWS – Official release single – One World – JP den Tex – Syria’s Request

one world.indd

 

On September 18 Cavalier Recordings released a new JP Den Tex single “One World” which is co-written and produced by me. All artist royalties will go to a campaign on behalf of Syrian refugees in Turkish, Jordanian and Lebanese refugee camps, in close corporation with Stichting Vluchteling. This is a Dutch foundation that dedicates all its efforts to the plight of migrants and refugees. The campaign will also try to raise awareness for Syrian asylum seekers in Europe.

Watch the videoclip:

https://www.youtube.com/watch?v=c4vA9UNYbkw&feature=youtu.be

Buy the maxi single:

http://cavalier-musicmanagement.nl/shop/jp-den-tex/jp-den-tex-one-world-cd-single/

Or buy the download:

 

Walk a mile in their shoes: global income inequality lies at the heart of many of the world’s problems. Resulting in rising poverty and unemployment, religious fanaticism and civil war, migrant crises and illegal aliens… Isn’t it about time that some of our present-day rock stars joined the debate and left their ivory towers? The song “One World” was exclusively written for a campaign to raise both funds and awareness for Syrian refugees in 2015. 

Amy Winehouse verdient een stem – Amy (2015) – review

De film Amy gaat over de verdrietige ondergang van Amy Winehouse. Met veel moeite heb ik de film uitgekeken. Het narratief dat regisseur Asif Kapadia samenstelt uit archiefmateriaal beschrijft de tragiek van haar beroemdheid. Het leuke, getalenteerde, spontane meisje Amy dat per ongeluk een ster wordt en er niet in slaagt om de belangstelling te ontvluchten. Ik merkte gaandeweg de film dat ik eigenlijk niet zo geïnteresseerd ben in alle privé foto’s en filmpjes van de zangeres. Als kijker beland je ongewild in de schoenen van de paparazzi die haar het leven onmogelijk maakten.

Amy Winehouse verdient een film die gaat over haar muziek. Haar tragiek was misschien een keerzijde van haar talent, maar ze was en is toch vooral een belangrijk kunstenares. Waar is het archiefmateriaal van de muzikante Winehouse? Uit flarden interviews met onder andere Questlove? en Mos Def blijkt dat ze obsessief bezig was met het ontwikkelen van haar muziek. Ze wilde werken met de mensen die haar inspireerden, maar bijna niemand van die mensen komt terug in de film om te praten over muziek. Ze worden vooral gevraagd naar de kwetsbaarheid van het meisje Amy. Zou dit ook zo’n grote rol spelen als ze een man was geweest?

Het tragische lot van Amy Winehouse stopt niet bij haar dood, maar zet zich voort doordat  men haar postuum haar stem ontneemt. Dat haar toevallige talent en haar ongeluk de enige bron zouden zijn voor haar kunst is kortzichtig en vooral oneerlijk.

Charles Taylor over de objectieve moraal

250px-Charles_TaylorSources_of_the_self

Op dit moment (her)lees ik Sources of the Self van de Canadese filosoof Charles Taylor. Hij gaat op zoek naar de grond(en) van onze morele intuïties. Op zich is dit geen opmerkelijk onderwerp in de filosofie, maar wat me bijzonder aanspreekt in het boek van Taylor is dat hij begint met een verkenning van de achterdocht die dergelijke vragen oproepen. Wat is de reden dat er zo’n grote weerzin in de moderne tijd bestaat tegen het verkennen van onze morele intuïties?

Volgens Taylor lopen er hierbij veel dingen door elkaar, maar de belangrijkste reden is wel dat we massaal een soort naturalistische visie op moraal hebben aangenomen. We zijn er min of meer van overtuigd geraakt dat ware kennis afhankelijk is van inzichten die neutraal zijn. Ideeën die leunen op eigen overtuigingen en gevoelens zijn van mindere waarde omdat onze eigen percepties van deze zaken notoir onbetrouwbaar zijn gebleken. Onze morele visies op die gronden hebben immers een rechtvaardiging verschaft aan allerlei zaken die we nu als morele dwalingen beschouwen. We hadden bijvoorbeeld de slavernij kunnen voorkomen als we maar een neutrale basis hadden gevonden voor de moraal. Deze basis had immers onderdak geboden aan een notie van menselijke waardigheid en zo de hele koloniale geschiedenis voorkomen.

Deze visie moet gewantrouwd worden volgens Taylor. De idee dat we op zoek moeten naar een niet antropocentrische basis voor morele intuïties is namelijk een misvatting. We hebben het immers nog altijd over intuïties. De hele reden voor de onderneming is dat we deze gevoelens hebben. We hebben het gevoel dat sommige zaken inherent goed of fout zijn. We kunnen daar weliswaar een objectieve grond voor proberen te vinden, maar wat als die neutrale bodem uiteindelijk veel van onze intuïties blijkt tegen te spreken?

Bovendien stelt Taylor dat de populairste moderne ethische theorieën vooral handelingstheorieën zijn. Ze proberen een antwoord te geven op de vraag: wat moet ik doen? Een utilitarist zou zeggen: datgene dat het meeste nut of geluk brengt aan het grootst mogelijke aantal mensen. Deze rationele geest stelt dus geen vragen meer naar de inrichting van het goede leven of wat het betekent om naar bepaalde zaken te verlangen, maar verengt de vraag tot: doe ik A of doe ik B? Het antwoord hierop moet niet van onze intuïties afhangen, maar zou de uitkomst moeten zijn van een neutraal, rationeel proces.

Als contrast kan men bijvoorbeeld denken aan de Aristotelische versie van het deugdzame leven waarin men er vooral naar moest streven een balans te bereiken tussen allerlei verschillende deugden en bezigheden. Het goede leven omvatte een vorm van deelname aan de publieke zaak, maar ook verbondenheid binnen het gezin. Aristoteles geeft dus geen handelingsdictaten, maar maakt van de afweging zelf een morele bezigheid. De eenheid van deze deugden is het leven zelf. De tegenstelling zit hem dus niet alleen in het feit dat het de mens niet ontslaat van de verplichting om zijn beslissingen steeds zelf af te wegen, maar vooral dat bij moraliteit de mens zelf centraal staat en de vraag naar het goede een menselijke vraag is die het leven als praktijk veronderstelt.

In deze tijd waarin zelfdisciplinering en een ongeremd neodarwinistisch idee van competitie ons de status van ‘hardwerkende Nederlander’ moeten verschaffen, voelen de contrasten en de heldere taal van Taylor als  een verademing.

NEWS – Release new single – JP den Tex – One World

data.620xC843x476+0+411.620x349

On september 18 Cavalier recordings will release the new JP den Tex single ‘One World’. This single is produced and co-written by me. All royalties will be donated to a campaign to help Syrian refugees in Jordanian and Lebanese refugee camps in close coördination with Stichting Vluchteling.

Live als levenskunst – Brad Mehldau – 10 Years Solo Live (preview)

328_hd_brad_meldhau2

In oktober komt er een verzamelalbum uit van de Amerikaanse jazzpianist Brad Mehldau die bestaat uit 8 LP’s met daarop live opnames van zijn solo optredens uit de afgelopen tien jaar. De lp’s zijn samengesteld uit nummers van afzonderlijke optredens, maar laten zich beluisteren als vier concerten. De release van deze opnames betekent dat de moordende concertpraktijk van deze pianist niet in het moment verdwenen is en dat er nu een document komt van het muzikale leven van deze belangrijke artiest.

Mijn fascinatie met Mehldau begon bijna vijftien jaar geleden toen ik op een live opname stuitte van ‘All the Things You Are‘ (op het album Art of the Trio volume 4). Ik hoorde invloeden van onder andere Bill Evans en Keith Jarrett, maar hier ging een jonge pianist werkelijk in gesprek met de traditie in plaats van ertegenaan te schoppen of er in te willen opgaan. Op het album openbaarde zich een eenheid tussen standards, eigen composities en popliedjes. Door popsongs te vertolken laat Mehldau zien dat er een continuuum is tussen de liedjes die de status van standard verworven hebben en de melodieën uit onze tijd. Levende muziek mag niet alleen maar terugkijken. Juist doordat hij ook het vocabulaire van grote vernieuwers uit het verleden verstaat, is Mehldau geloofwaardig als vaandeldrager.
Bovendien lijkt er  een wederkerige relatie te bestaan tussen Mehldau’s uitvoeringen en de oorspronkelijke liedjes: de melodieën klinken als nieuw, maar ze voelen ook als een ode aan het oorspronkelijke liedje. Zijn uitvoering voorziet ze van een nieuw aura. Het popliedje schudt gebondenheid aan tijd en uitvoering af en krijgt een tweede leven, ontdaan van alle productie. Het raamwerk van de compositie met een vorm en een melodie die, juist door de vaak relatief simpele structuur, een eindeloos palet van mogelijkheden geeft aan de improvisator. Paranoid Android van de Britse band Radiohead blijkt zo zonder de zware rockgitaren, naast een megahit, ook nog een ongelovelijk creatieve en tijdloze compositie.

Geimproviseerde muziek moet men bij uitstek live ervaren en de hedendaagse jazz heeft het wat dat betreft niet makkelijk. Er zijn relatief weinig concertbezoekers waardoor het aantal grotere zalen dat jazz programeert in Nederland op een hand te tellen is. Een belangrijk festival als North Sea Jazz richt zich al jaren voornamelijk op popmuziek en is sinds de overgang naar Rotterdam schuw voor enige vorm van experiment. Het idee dat de muziek meer betekenis heeft als deze op een podium gespeeld wordt door improviserende muzikanten van vlees en bloed die zich blootgeven en risico’s nemen is aan inflatie onderhevig. De hele muziekgeschiedenis is immers vanaf een mobiele telefoon te benaderen. Waarom zou je nog moeite doen?
Er lijkt ook een gevoel van urgentie te ontbreken bij veel jonge instrumentalisten. Nu er nog slechts een enkele held van de oude generatie in leven is, wordt het steeds duidelijker dat de jazz grotendeels veranderd is in een museum. Wat Miles deed, deed Miles altijd maar heel kort: het grote voorbeeld Miles Davis verkende wat hem interesseerde, maar was altijd op zoek naar de volgende stap. Op conservatoria voelen veruit de meeste eindexamens jazz als een troebele deja vu. Studenten hebben de vrijheid op hun instrument bevochten en nu ze horen het liefst alleen zichzelf. Het concert is plotseling in een show veranderd. Miles Davis stond bekend om het feit dat hij steeds minder noten speelde naar mate hij ouder werd; hij luisterde liever.

De paradox is dat er voor grote popconcerten nog elk jaar een zaal bijgebouwd lijkt te worden. De populaire megasterren reproduceren zo natuurgetrouw mogelijk de muziek van hun album. Of de uitvoering daadwerkelijk op dat moment tot stand komt is niet meer van belang. Een laptop volstaat. Door een drukke presentatie met computergestuurde belichting en videobeelden, verkoopt het spektakel de kaartjes. De artiest kan men vanaf een enorme afstand bewonderen op een groot scherm. De show heeft een vastgestelde begin- en eindtijd. Na het laatste applaus, speelt de band nog één encore, de grootste hit. Voor onzekerheid is hier geen plaats. Een twijfelende, zoekende popartiest verliest het publiek en riskeert het om uitgefloten te worden. Een gemiddeld popconcert is eigenlijk het tegenovergestelde van live: zowel het levend scheppen als het lijf van de kunstenaar lijken afwezig.

Bij Mehldau is een optreden altijd een gebeurtenis. Hij waagt zich niet aan show of aan een gelikte presentatie. Het applaus ontwaakt hem uit zijn spel en de nederige onhandigheid waarmee hij vervolgens het publiek bedankt, benadrukt de afstand tussen het alledaagse en zijn muzikale werkelijkheid. Zijn stemming bepaalt de avond: soms monden zijn improvisaties steeds uit in een kwetsbare lyriek, maar veel vaker stort hij zich in het open experiment als in een afgrond: ook hij lijkt van te voren niet te weten waar en of we zullen landen. Met een enorme dynamiek worden wilde herharmonisaties afgewisseld met kleine, breekbare melodieën. Op die laatste momenten ligt de pianist bijna op het instrument, een grimas op het gezicht, een hand op de toetsen, de ander in zijn schoot.

Het is goed nieuws dat Brad Mehldau, getuige deze komende release, zijn live spel als een belangrijk deel van zijn oeuvre beschouwt. In een muzikaal landschap waarin zelfs de meeste jazzplaten tot  door ingewikkelde productietechnieken tot stand komen, maakt Mehldau plaats voor de meest simpele setting: een vleugel, een pianist en het publiek.
Ik heb heel veel concerten van Mehldau gezien en heb altijd het gevoel gehad getuige te mogen zijn van een muzikale verkenning, een opvatting van het muzikantschap als levenswijze,  een zoektocht naar schoonheid en waarheid in een vorm die soms vergeten lijkt. Brad Mehldau verhoudt zich tot het muzikale vocabulaire van de jazz, maar opent eigen werelden met problemen en oplossingen. Het streven is voelbaar zodra hij speelt en uit zich zowel heel concreet in de vorm van bepaalde technische noviteiten die hij door de jaren heen ontwikkelde, als heel abstract door het steeds weer bevragen van de betekenis en de buigzaamheid van grenzen en structuren. Ook de onzekerheid over de plaats van het eigen oeuvre speelt daarin altijd een rol. Zijn albums met hedendaagse (klassieke) composities of als duo met de sopraan Renée Fleming zijn daar voorbeelden van. De ongeremdheid van dit streven maakt nederig en plaatst kanttekeningen bij de positie van muziek in de Westerse wereld als louter een vorm van vermaak. De optredens van Mehldau laten zich moeilijk passief consumeren. Het publiek wordt deelgenoot van de zoektocht naar een punt achter de horizon, het bevredigen van een verlangen waarvan men van te voren de grenzeloosheid kan bedenken. Steeds wordt een nieuwe structuur opgebouwd en weer afgebroken. Het uitkomen van de livebox zijn versteende momenten uit dit streven, waarvan men nu eindelijk de kans krijgt om ze met afstand te beschouwen.

 

(preview – Brad Mehldau – Waltz for J.B.)

James Randi – An Honest Liar

306404-james-randi-james-randi-in-snow

 

Gisteren zag ik de documentaire ‘An Honest Liar‘ over James Randi. Vanaf de jaren vijftig maakte hij furore als de goochelaar ‘The Amazing Randi’. In de traditie van ontsnappingskunstenaar Houdini, bevrijdde Randi zichzelf jarenlang uit de meest benarde posities. Inmiddels heeft hij zijn leven gewijd aan het ontmaskeren van allerlei soorten oplichters en charlatans. Zo demonstreerde hij bijvoorbeeld dat de gaven van Uri Geller te vinden zijn in elk modern goochelboek en dus weinig te maken hebben met contact met een ‘andere wereld’.

Nu moet ik bekennen dat Randi een held van mij is en hoewel de televisiebeelden van zijn demasqués nooit vervelen, dacht ik in de documentaire weinig nieuws te zullen zien. Inmiddels ben ik tot de conclusie gekomen dat de regisseurs Measom en Weinstein een belangrijke film hebben gemaakt die verplichte kost zou moeten zijn voor de hedendaagse handelaars in waarheid, onze wetenschappers.

Een aantal van de doelwitten van Randi werd aanvankelijk zo serieus genomen dat de gaven die deze mensen zouden bezitten met grote bewondering werden onderzocht door parapsychologen op gerenommeerde universiteiten. Wijs uitziende witte mannen vertellen enthousiast hoe de paranormaal begaafden onder gecontroleerde omstandigheden in staat waren om het fenomeen te reproduceren. Geller kon het ook in het laboratorium; het moest dus wel echt zijn.

Randi laat op vermakelijke wijze zien waar de blinde vlek van deze wetenschappers zat: ze  vertrouwden geheel op hun eigen beoordelingsvermogen en waren zich niet bewust van de mogelijkheid dat ze iets anders zagen gebeuren dan wat ze dachten. Randi’s mantra ‘everybody can be deceived’ moet volgens mij veel breder worden geïnterpreteerd dan Randi zelf doet geloven.

Het deed me denken aan een voorbeeld van de Sloveense psychoanalyticus en algemene druktemaker Slavoj Žižek. Tijdens de laatste Irakoorlog probeerde de Amerikaanse minister van defensie Donald Rumsfeld een betoog omtrent de vermeende massavernietigingswapens van Saddam Houssein kracht bij te zetten door de Amerikaanse inlichtingen onder te verdelen in drie categorieën: de known knowns: dingen waarvan je weet dat je ze weet; kwown unknowns: dingen waarvan je weet dat je ze niet weet; en known unknowns: dingen waarvan je weet dat je ze niet weet. (Voor de opgewonden uitleg van Žižek klikt u hier) De vierde categorie, the unknown knowns, laat Rumsfeld weg en vooral die categorie is interessant en zou je kunnen vergelijken met het onderbewuste in de psychoanalyse. Die laatste categorie werkt volgens mij ook als metafoor voor wetenschappelijk onderzoek.

Heidegger laat in zijn teksten over de (natuur)wetenschap al zien dat de voorwaarden van observatie van veel positivistische vormen van wetenschap, de wereld aan de wetenschapper doet verschijnen volgens die voorwaarden. De eenheden die voortkomen uit bijvoorbeeld de kwantificering van plaats en tijd zijn niet per se neutraal, zoals de natuurwetenschap ons wil doen geloven, maar vormen de grond waarin de wetenschappelijke waarneming haar wortel schiet. Een simpelere uitleg van dit fenomeen komt van Johan Cruyff die zei: ‘je gaat het pas zien, als je het doorhebt’. Pas wanneer de realiteitszin van de waarnemer openstaat voor een bepaalde mogelijkheid, kan die observatie ook werkelijk plaatsvinden. Met andere woorden: we construeren de realiteit naar de maatstaven van ons eigen bewustzijn en zintuigelijke evidentie speelt hier slechts een beperkte rol. The ‘unknown knowns’ van Žižek zijn in dit geval de (onbewuste) manier waarop wij onze dagelijkse leefwereld beleven als een bewuste realiteit. (Op Youtube is een aantal interessante demonstraties te vinden van dit fenomeen. Zie bijvoorbeeld ‘The Monkey Business Illusion’  van Daniel Simons)

Nu kom ik terug bij Randi. Het feit dat de wetenschappers geobsedeerd zijn door het waarnemen van een bepaald fenomeen op basis van hypotheses, zorgt ervoor dat andere verklaringen voor hetzelfde verschijnsel niet tot de mogelijkheden van hun denken behoren. Zij hebben hun waarneming en hun kritische vermogens immers langdurig academisch geschoold en hebben zich daarmee gekwalificeerd als neutrale waarnemer van wetenschappelijke waarheden. De goochelaar laat zien dat rationaliteit geen oplossing biedt voor het bedenken van de sleutel tot de trucs. Pas wanneer je aanneemt dat de basisvoorwaarden vanuit het perspectief van de goochelaar totaal verschillend zijn, kan je de oplossing ontrafelen. James Randi laat dus niet alleen zien dat iedereen zich in de maling kan laten nemen, maar vooral dat de maatschappij die drijft op een wetenschap op basis van zintuigelijke waarneming, ook altijd met achterdocht gevolgd moet worden.

De film is niet alleen een schitterend monument voor het levenswerk van deze bijzondere man, maar de oude Randi houdt ons een spiegel voor: de goochelaar vertelt zijn publiek dat hij ze gaat bedriegen en doet dat vervolgens ook. Als we ons niet bewust zijn dat een ander ons misleidt, wanneer ons dat expliciet verteld wordt, hoe weten we dan wanneer we onszelf bedriegen?  Gaat dat zien!

Ornette Coleman 1930-2015

 

 

01 coleman

 

Ach Ornette,

Toen jazz een spoor had uitgesleten
en Bird zijn strijd verloren had,
verdween jij met het overzicht.
Oren van gehoekt fluweel
maakten lezen overbodig.

Twee keer vier
is acht en meer.

Zuiver spelen deden we vroeger
toen men de blik nog verticaal moest rechten
om gewoon te mogen zingen en de tekst niet kon vergeten.
Van plastic is dan ook het grootste compliment
dat men muziek zou mogen geven.